De Aziatische hoornaar (Vespa velutina) zou al sinds 2004 in Midden-Europa voorkomen. Hier in Rijnland-Palts wordt hij echter pas sinds (ongeveer) 2023 vaker gezien.
Volgens mijn waarnemingen gedraagt de hoornaar, die oorspronkelijk uit Zuidoost-Azië komt, zich niet agressief tegenover mensen. Als we in de tuin zitten, vliegt hij af en toe voorbij, maar hij strijkt niet neer op de tuintafel. Ik heb ook gemerkt dat hij nogal schuw is bij het fotograferen. Ik mocht niet heel dichtbij komen met de camera.
Vespa velutina voedt zich met nectar, stuifmeel en andere insecten. Zijn prooi bestaat uit honingbijen, wilde bijen en wespen. In onze tuin heeft hij gejaagd op een aantal veldwespen (Polistes dominula).
De Aziatische hoornaar is te onderscheiden van de Europese hoornaar door zijn duidelijk donkerder achterlijf.
De Aziatische hoornaar (links) en de Europese hoornaar (rechts).
Hoewel de zuidelijke groene schildwants al vele jaren in mijn tuin leeft, is het me nog niet gelukt om volwassen dieren te fotograferen. In zoölogische terminologie worden deze imagos genoemd.
Het insect, dat behoort tot de familie van de schildwantsen (Pentatomidae), komt wereldwijd voor in gematigde tot tropische gebieden. Men denkt dat Ethiopië de werkelijke oorsprong is (bron).
Nimf (juveniel) in het vijfde larvenstadium op de bessen van de zwarte nachtschade.
De zuidelijke groene schildwants is niet altijd groen van kleur. Volwassen wantsen kunnen groen van kleur zijn, zoals hier te zien is. In sommige regio’s komt een rode kleurvorm voor. Bovendien veranderen volwassen schildwantsen van kleur voordat ze overwinteren.
Nimf van zuidelijke groene schildwants in het derde larvenstadium op de peul van een pronkboon.
Nezara viridula is niet alleen variabel in uiterlijk, maar ook extreem flexibel in zijn dieet. Als hij zich zou beperken tot rijstplanten, zou hij niet kunnen overleven in Midden- en Noord-Europa.
In mijn tuin is hij te vinden op zwarte nachtschade. Hij zuigt ook graag aan de vruchten en stengels van bonenplanten.
Als hij massaal voorkomt, kan hij naar verluidt aanzienlijke schade aanrichten aan groenteplanten. Gelukkig doet hij dat niet in mijn tuin, dus we kunnen vreedzaam naast elkaar bestaan.
Tot ze volwassen zijn, doorlopen de nimfen (larven) vijf stadia waarin ze verschillend gekleurd zijn.
Zuidelijke groene schildwants op watermunt (Mentha aquatica).
Dat de muurrouwzwever verwant is aan de gewone wolzwever is op het eerste gezicht niet duidelijk. Niet alleen omdat hij aanzienlijk groter wordt met een lengte tot 13 millimeter.
De larven leven parasitair in de nestbuizen van wilde bijen. De vliegen zijn te zien van maart tot juni. Het hier afgebeelde exemplaar ontdekte ik half augustus.
De muurrouwzwever komt oorspronkelijk uit Klein-Azië, Noord-Afrika en Europa. Hij leeft waar wilde bijen te vinden zijn en koloniseert weilanden, dammen, parken, tuinen of bosranden.
De larven voeden zich met bijenlarven, de vliegen met nectar.
Het aspergehaantje of blauwe aspergekever (Crioceris asparagi) is een kever uit de familie van de bladkevers (Chrysomelidae) die in grote delen van Europa voorkomt. Volwassen kevers kunnen tot 6,5 millimeter lang worden en zijn te zien van april tot september. Zowel de zoölogische als de populaire naam suggereren dat het aspergehaantje zich uitsluitend voedt met aspergeplanten. Het hier afgebeelde exemplaar vond ik echter op een verwelkende bernagie.
Oorsprong/verspreiding: Azië, Europa en als geïntroduceerde soort ook in Noord-Amerika.
Habitats: Aspergevelden, tuinen
Grootte: De volwassen kevers zijn tussen de 5 en 6,5 millimeter lang.
Voedsel: Kevers en larven eten de bladeren, scheuten en wortels van aspergeplanten.
Sommige hommels van het geslacht Bombus kunnen zo op elkaar lijken dat ze op foto’s niet van elkaar te onderscheiden zijn. Deze uitspraak heeft betrekking op Bombus lucorum (veldhommel), Bombus terrestris (aardhommel), Bombus cryptarum (wilgenhommel) en Bombus magnus (grote veldhommel).
De gele dwarsbanden van de veldhommel zouden lichter zijn dan die van de aardhommel, waar ze meer naar oranje of goud neigen. Dit is echter geen betrouwbaar onderscheidend kenmerk, omdat de strepen ook kunnen vervagen bij oudere werknemers.
Met zoveel moeten en kunnen zal ik me in dit artikel beperken tot het laten zien van foto’s van deze insecten die zo belangrijk zijn voor de natuur en onze landbouw.
Hommels parend in een weide begin juli.
Het geslacht Bombus
Het geslacht Bombus behoort tot de familie van de Apidae (bijen en hommels). De hommels en aardhommels zijn dus nauw verwant aan honingbijen en veel wilde bijen. En niet zo nauw aan wespen en mieren.
Van de ongeveer 250 Bombus soorten zouden er ongeveer 70 inheems zijn in Europa en 31 daarvan in Nederland (bron).
Tuinhommel (Bombus hortorum)
Tuinhommel (Bombus hortorum) op witte dovenetel.
De tuinhommel lijkt op de hierboven genoemde hommels, maar is er gemakkelijk van te onderscheiden. Er zitten twee gele strepen op zijn voorlijf en het begin van het achterlijf is ook geel gekleurd.
Planten populair bij de aardhommel, grote veldhommel, veldhommel en wilgenhommel
Tuinhibiscus (Hibiscus syriacus)
Hibiscus syriacus is een populaire sierheester die oorspronkelijk uit China en Taiwan komt. Hij bloeit van juli tot september en individuele bloeiende exemplaren zijn te zien tot in oktober.
Kruisdistel (Eryngium giganteum)
De kruisdistel behoort tot de schermbloemenfamilie en is verwant aan venkel, wortel en peterselie. De tweejarige plant kan tot een meter hoog worden en toont zijn bloeiwijzen, die op sommige distels lijken, van juni tot augustus.
Beklierde kogeldistel (Echinops sphaerocephalus)
De beklierde kogeldistel heeft een magnetisch effect op veel hommels en kan tot twee meter hoog worden. Hij komt van nature voor in een groot deel van Azië en Europa, maar niet in Nederland (bron).
Veeldoornige distel (Carduus acanthoides)
De veeldoornse distel groeit tweejarig en kan meer dan een meter hoog worden. Deze plant, die nauw verwant is aan de artisjok, komt ook veel voor in stedelijke gebieden.
Valse acacia (Robinia pseudoacacia)
Robinia komt oorspronkelijk uit Noord-Amerika en arriveerde in Europa als sierplant, waar hij zich in sommige regio’s kan vestigen. De witte zygomorfe bloemen verschijnen in mei en juni. Hij kan tot 30 meter hoog worden.
Slangenkruid (Echium vulgare)
De bloemblaadjes van Echium vulgare verkleuren van roze naar blauw. Dit is om de bestuivende insecten aan te geven welke bloemen nog stuifmeel of nectar voor ze bevatten.
Sterrenlook (Allium cristophii)
Sterrenlook laat zijn bladeren en bloemen alleen in mei en juni zien. De rest van het jaar is het een bladloze bol. Hij kan tot 50 centimeter hoog worden en zaait zichzelf graag uit in de tuin.
Juffertje-in-het-groen (Nigella damascena)
Het juffertje-in-het-groen behoort tot de boterbloemenfamilie en is nauw verwant aan de zwarte komijn (Nigella sativa). Hij wordt gewaardeerd als eenjarige tuinbloem en is verkrijgbaar met blauwe, roze of witte bloemen.
Bijenkever paring op de bloeiwijze van een fijn akkerscherm.
Bijenkever, bijenwolf
De bijenkever (Trichodes apiarius) is als geslachtsrijpe kever te zien van juni tot augustus. Hij kan tot 15 millimeter lang worden en is te onderscheiden van de ruige bijenkever door zijn zwarte dekschilden.
Zoals op de foto’s goed te zien is, heeft de Trichodes apiarius, ook wel bekend als de bijenwolf, een voorkeur voor schermbloemigen. Naast wortel en peterselie bevat deze plantenfamilie ook enkele populaire sierplanten zoals de kruisdistels (geslacht Eryngium).
De kevers voeden zich niet alleen met nectar en stuifmeel, ze lijken ook te genieten van kleinere insecten.
De larven leven in de nesten van sommige solitaire bijen of in de bijenkorven van de honingbij. Ze zouden zich voeden met de larven en poppen van deze bijen.
Trichodes apiarius paring op de bloeiwijze van Ammi visnaga (fijn akkerscherm).
Habitats: Bosranden, struikranden, droge weiden, zandkuilen, de kevers zijn te vinden in bloemen van juli tot september op warme en zonnige locaties, waar ze jagen op kleine insecten of stuifmeel en nectar eten.
Bijenkever op agaafbladige kruisdistel (Eryngium agavifolium).Bijenkever op de bloemen van wilde peen (Daucus carota).
De volwassen vorm van de mexicaanse graafwesp (Isodontia mexicana) voedt zich met nectar en stuifmeel. Hij kan tot 20 millimeter lang worden, het voorlijf is wit behaard, de vleugels kunnen een blauwachtige glans hebben.
Het insect, dat behoort tot de familie van de langsteelgraafwespen (Sphecidae), komt oorspronkelijk voor in Noord-Amerika en Midden-Amerika. Het komt nu ook voor in sommige Europese regio’s, bijvoorbeeld in Frankrijk, Italië, Duitsland, Zwitserland en Nederland (bron).
Hoewel de imago’s (volwassen dieren) zich vegetarisch voeden, jagen ze op krekels, sprinkhanen en andere insecten. Deze dienen als voedsel voor hun larven.
Noch Isodontia mexicana noch de witte troswederik (Lysimachia clethroides), op wiens bloemen hier de graafwesp te zien is, komen oorspronkelijk uit Europa. De plant, die behoort tot de sleutelbloemenfamilie, lijkt populair te zijn bij deze insecten; ik heb er verschillende exemplaren op kunnen observeren.
Lygus pratensis lijkt geen Nederlandse naam te hebben. In Duitstalige landen staat de soort bekend als de gewone weidewants (“Gemeine Wiesenwanze”).
Mannetjes worden tot 7,3 millimeter lang en vrouwtjes tot 6,7 millimeter. Lygus pratensis is variabel van kleur, waarbij de mannetjes meer roodbruin zijn en de vrouwtjes meer groenbruin.
Lygus pratensis op braamblad
Deze wants komt voor in weiden, tuinen, parken, op dijken en hellingen, in onkruidgebieden en bossen. Hij zuigt aan de stengels en bladeren van wilde kruiden en kleine struiken, maar zou ook nectar drinken.
De levensverwachting is tot twee jaar. Lygus pratensis kan in warme streken twee generaties per jaar voortbrengen. De volwassen wantsen overwinteren. Lygus pratensis op avondkoekoeksbloem (Silene latifolia)
Op het eerste gezicht valt het niet op, maar de gewone oorworm kan vliegen. Hij lijkt hier echter slechts zelden gebruik van te maken. Forficula auricularia is een algemene oorworm in Nederland.
Zoologische naam
Forficula auricularia
Oorwormen op het blad van een jonge plataan.
Familie
Oorwormen (Forficulidae)
Oorsprong/distributie
Forficula auricularia is vrijwel wereldwijd verspreid, maar komt oorspronkelijk uit Europa.
Habitats
De gewone oorworm leeft in weilanden, bossen, op dammen en dijken, in parken, tuinen en ook in stedelijke gebieden. Waar hij soms in kelders te vinden is.
Grootte
10 tot 17 millimeter
Levensverwachting
Een jaar
Voeding
Verse en verdorde plantendelen, aas, kleinere insecten en andere dieren.